Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord shit

Engels	Nederlands (indirect vertaald)	Esperanto
shit (dregs; lees; muck; sludge)	bezinksel ; drab ; droesem ; gespuis ; moer	feĉo
shit (abracadabra; balderdash; baloney; farrago; garbage; rubbish)	koeterwaals	galimatio
shit (droppings; dung; excrement; excrements; faeces; muck; stools; stool; turd)	drek ; excrement ; ontlasting ; uitwerpselen ; vijg ; mest ; drol ; keutel	fekaĵo
🔗 When you spread shit all over your food, you increase the odds of bacterial contamination.
shit (defecate; poop; drite)	kakken ; poepen ; schijten	feki
🔗 Thanks to the marines, I no longer shit in a public toilet with any embarrassment.
bullshit	kut ; shit ; verdomme	aĉ
bullshit	gelul	parolaĉado
shitty (horrendous; horrid; lousy; no good; rotten; trashy; ugly; wretched; awful; poor)	kut‐	aĉa

Engels	Nederlands
shit!	kut!
shit	gelul; kak; kakken; poep; poepen; schijt; schijten; shit; stront; verdomme
beat the shit out of somebody	iemand een ongenadig pak op zijn donder geven; iemand op zijn sodemieter geven
do not give a shit about	schijt hebben aan
I don’t give a shit	het kan me geen hol schelen
shit oneself	het in zijn broek doen; het in zijn broek doen van angst
that’s the shits	dat is kut met peren
bullshit	flauwekul; gelul; lulkoek; lullen; nonsens; ouwehoeren; zeiken
shitty	kloten; kut‐; lullig