Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord put‐and‐call

Engels	Nederlands (indirect vertaald)	Esperanto
call (dub; name; term)	noemen ; uitmaken voor ; heten	nomi
call (summon)	roepen	voki
call (appeal to; invoke; hail; summon)	aanroepen ; oproepen	alvoki
🔗 The keyword `s`private`s` indicates that these values can only be called by methods of this class.
call (appeal; summoning; summons)	oproep ; oproeping	alvoko
call (cry; shout)	roep	krio
call (convoke; convene; summon)	bijeenroepen	kunvoki
call (parade; roll‐call; summoning; summons)	convocatie	kunvoko
call (visit)	bezoek ; visite	vizito
call	roep	voko
call (name)	noemen	nomi
🔗 I am not called Cugel the Clever for nothing.
call (label; label as)	heten ; noemen	nomi
🔗 You may remember I got criticized for calling Putin a war criminal.
call (phone; give a call)	bellen ; opbellen	ektelefoni
call (ring; telephone; call up; give a ring; phone up; ring up; give a call)	opbellen	ektelefoni al
call (cry; shout)	roepen	krii
🔗 “There’s a cyclone coming, Em”, he called to his wife.
put (lay down; place; set)	doen ; plaatsen ; steken ; stoppen ; zetten	meti
put (articulate; state; utter; voice)	uitdrukken ; verwoorden	eldiri
put (express; register)	uitdrukken ; verwoorden	esprimi
put (place)	stellen ; leggen	meti
🔗 Its aim may be to put more pressure on the EU and the US to stop supporting Ukrainian resistance to its military aggression.

Engels	Nederlands
call	aanlopen; aanmaning; aanroepen; afkondigen; afroepen; annonceren; appél; balderen; beleggen; bellen; benoemen; beroep; beroepen; bezoek; bieden; bijeenroepen; een bezoek afleggen; fluitje; geroep; gesprek; heten; inroepen; invite; inviteren; komen; lokfluitje; lokstem; noemen; opbellen; oproep; oproepen; oproeping; optie; roep; roepen; roeping; roepstem; signaal; stem; telefoneren; telefoongesprek; telefoontje; toeroepen; uitmaken voor; uitroepen; uitschelden voor; visite; vraag; waarschuwen
put	bergen; brengen; doen; geven; in stemming brengen; inspannen; leggen; onder woorden brengen; plaatsen; slaan; spannen; steken; stellen; stoppen; uitdrukken; vastzetten; verwoorden; voorstellen; zeggen; zetten

Engels

Nederlands

call

aanlopen; aanmaning; aanroepen; afkondigen; afroepen; annonceren; appél; balderen; beleggen; bellen; benoemen; beroep; beroepen; bezoek; bieden; bijeenroepen; een bezoek afleggen; fluitje; geroep; gesprek; heten; inroepen; invite; inviteren; komen; lokfluitje; lokstem; noemen; opbellen; oproep; oproepen; oproeping; optie; roep; roepen; roeping; roepstem; signaal; stem; telefoneren; telefoongesprek; telefoontje; toeroepen; uitmaken voor; uitroepen; uitschelden voor; visite; vraag; waarschuwen

put

bergen; brengen; doen; geven; in stemming brengen; inspannen; leggen; onder woorden brengen; plaatsen; slaan; spannen; steken; stellen; stoppen; uitdrukken; vastzetten; verwoorden; voorstellen; zeggen; zetten

Vertaling door derde partijen:

Zetten en bellen (Bing)

Het woord put‐and‐call kon door ons niet in de geselecteerde doeltaal vertaald worden.