Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord fowl‐run

Engels	Nederlands (indirect vertaald)	Esperanto
fowl (poultry)	gevogelte	birdaĵo
fowl	hoen	galino
fowl	hoen	kortbirdo
run (collide)	aanrijden ; voorrijden ; komen aanrijden	alveturi
run	aanloop	ekkuro
run (expand; extend; range; reach; stretch; spread)	zich uitstrekken ; zich strekken	etendiĝi
run (flight)	ontvluchting ; vlucht	fuĝo
run (race; dash; speed; sprint; stampede)	hardlopen	kuregi
run	hardlopen ; hollen ; rennen ; snellen	kuri
🔗 Then he ran toward the sheds where the cows and horses were kept.
run (running)	ren	kurado
run	loop ; ren	kuro
run (roll; revolve)	rollen ; slingeren ; wentelen	ruliĝi
run (order; sequence; series; succession)	aaneenschakeling ; opeenvolging ; volgorde	sinsekvo
run (file; line; rank; row; queue; round; sequence; bank; string)	file ; gelid ; rij	vico
run (flow; stream)	lopen ; stromen ; vloeien	flui
🔗 However, the Yellow River, a major river which runs through Lánzhōu, has not been contaminated, Xīnhuá said.
run (be valid; count; apply)	geldig zijn	validi
🔗 After the talks Ms. Merkel said a delay that runs to the end of the year or the start of 2020 was a possibility.
run (flee)	de benen nemen ; ervandoor gaan ; vlieden ; vluchten ; zich uit de voeten maken ; de wijk nemen ; de kuiten nemen ; ontvluchten ; wegvluchten	fuĝi
🔗 We have to run.
run (be at the head; be in charge)	aan het hoofd staan	ĉefi
🔗 But now general Gerasimov has to run a real war.
run (lead)	leiden	gvidi
🔗 But now general Gerasimov has to run a real war.

Engels	Nederlands
fowl‐run	hoenderhok; kippenloop; kippenren; ren
fowl	gevogelte; hoen; kip; vogel; vogels schieten; vogels vangen
run	aanloop; achtervolgen; aflopen; bestorming; besturen; bewegen; deelnemen; deelnemen aan de wedstrijd; deserteren; drijven; dóórbreken; dóórlopen; etteren; exploiteren; gaan; gaan lopen; geldig zijn; geven; goot; gutsen; halen; harddraven; hardlopen; hollen; houden; in actie zijn; in elkaar lopen; in omloop zijn; kandidaat zijn; kippenren; kudde; ladder; ladderen; laten deelnemen; laten draven; laten gaan; laten glijden; laten lopen; leiden; lekken; loop; loopje; lopen; luchtgang; luiden; nazetten; periode; pezen; plotselinge vraag; pussen; racen met; reeks; reis; ren; rennen; rijden; rijgen; rit; ritje; run; runnen; school; serie; slag; smelten; smokkelen; snellen; soort; speelduur; steken; stellen; strijken met; stromen; stuiven; toeloop; toer; toertje; traject; troep; type; uitbaten; uitlopen; uitstapje; vaart; verbreken; verloop; vervloeien; vervolgen; vlieten; vloeien; vrije beschikking; wedloop; weide; werken