Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord binding
Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
binding (strip; tape; band) | ||
binding (cover) | ||
binding (cover) | ; | |
binding (compulsory; mandatory; obligatory; required; requisite) | ; verbindend ; verplichtend | |
; | ||
(fetter; shackle; chain) | ; ; ; ; | |
(join; tie; tie up; associate; fasten; link; band; belay) | ; ; | |
(seize; seize up) | rajpi |
Engels | Nederlands |
---|---|
binding | band; beslag; bindend; binding; boekband; boordband; omboordsel; rand; verband; verbindend; verplichtend |
binding on | verplichtend voor |
bind | beslaan; binden; boog; boogje; constiperen; corvee; hard worden; inbinden; omboorden; pakken; samenbinden; vast worden; vastmaken; verbinden; verplichten; verplichting; vervelende taak |
bookbinding | boekbinden; boekbinderij |
cloth‐binding | stempelband |
ski‐binding | skibinding |