Afrikaans–Engelse woordeboek

Engelse vertaling van die Afrikaanse woord hang

Afrikaans → Engels
  
AfrikaansEngels (onregstreeks vertaal)Esperanto
(ophang);
🔗 Hy het homself gehang.
🔗 Die reuk van die rook hang in die lug.
(hang)
🔗 Karabo Ramotsela het hom na die moord opgehang.

AfrikaansEngels
hang batter; brae; escarp; escarpment; hang; hanging; incline; poise; ramp; sag; slope; swing; versant
aan iemand se lippe hang hang on somebody’s lips; listen very attentively to somebody
aan ’n draad hang hang by a thread
die kop laat hang hang the lip
dit hang daarvan af that depends
jou kop laat hang hang one’s head
sy lewe hang aan ’n draadjie his life hangs by a thread
aanmekaarhang hang together
afhang decline; depend; droop; fall; hang down; hinge; lop; reach down
behang adorn; arras; hanging; furniture; hang; overhung; paper; tapestried; upholster
berghang mountain slope
hangbaar suspensible
hangbout hanging bolt; suspension bolt
hangbrug suspension bridge; truss‐bridge; wire bridge
hangdraad dropper; droppings
hangend hanging; loppy; pendent; penduline; pendulous; pensile; sunken; suspensory
hangende in abeyance; pendent; pending; unsettled
hanger dropper; hanger; pendant
hangerig saggy
hanggewelf pendentive
hangkajuit underslung cabin
hangkas wardrobe
hangklok wall clock
hangkoffer wardrobe trunk
hangkruis goose‐rump
hanglamp hanging lamp; suspension lamp
hanglip hanging lip; pendulous lip; sulky
hanglippe flews
hangoor drop‐ear
hangore drooping ears
hangornament pendant
hangpaal putlock; putlog
hangpaaltjie dropper
hangrand slouch
hangspoor suspension railway
hangstang hanger
hangstyl kingpost; queen‐post; truss‐post
hangveer elbow‐spring
hangverband sling
hangverkoeler underslung radiator
hangvoet drop‐foot
hangwang dewlap
hangwerk truss
loshangend fly‐away; unbound
neerhang droop; lop
omhang drape
oorhang beetle; bend; flare; incline; lean; lean over; list; overhang; overhung; rake
ophang halter; hanging; gibbet; hang; scrag; string up; suspend
saamhang cement; cohere; inhere
samehang coherence; coherency; cohesion; continuity; connection; consecution; context; contexture; contiguity; dependence; dependency; thread; inherence
uithang reside; hang out; heave out; pose
voorhang curtain; veil