Niederländisch–Deutsches Wörterbuch

Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes knijpen

Niederländisch	Deutsch (indirekt übersetzt)	Esperanto
knijpen (klemmen; nijpen)	kneifen ; zwicken	pinĉi
’m knijpen	fürchten ; befürchten ; sich ängsten ; sich ängstigen ; zagen ; sich fürchten vor ; Angst haben vor	timi
🔗 Met andere woorden, hij begon ’m te knijpen.
fijnknijpen	zerdrücken	dispremi
kneep (foefje; kunstgreep; streek; toer; truc; handigheidje)	Kunststück ; Kunstgriff ; Kniff ; Trick ; Schlich	artifiko
kneep	Kniff	pinĉo
🔗 Hij gaf een paar flinke knepen rond de wond om te zien of er soms vuil uit kwam.
knijpbril (pince‐nez)	Klemmer ; Zwicker	nazumo
🔗 Hij schoof zijn knijpbril omhoog en staarde bijziende naar de linkerklok.
zielknijper	Psychiater	psikiatro
🔗 Hij woont in huis bij zijn broer, die een oogje op hem moet houden en alles aan de zielknijper rapporteert.