Niederländisch–Deutsches Wörterbuch

Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes glijden

Niederländisch	Deutsch (indirekt übersetzt)	Esperanto
glijden (glibberen; glippen; schuiven)	gleiten ; glitschen ; rutschen ; hingleiten ; schlittern ; schlüpfen	gliti
🔗 „Barst”, hijgde Tonia en liet de zware cilinder langzaam van zijn rug glijden.
glijden (een glijvlucht maken)	gleiten ; segeln	glisi
glijden	gleiten	gliti
glijbaan	Gleitbahn ; Rutschbahn ; Schlitterbahn	glitejo
glijgetal	Scheiden ; Impaß	fineso
uitglijden (slippen)	losrutschen	ekgliti
🔗 Hij gleed uit en brak zijn nek.
uitglijden	Rutsch	glito
uitglijden	Gleiten ; Rutschen ; Ausgleiten	glitado
voorbijglijden	vorbeigleiten ; vorübergleiten	pretergliti
🔗 De oevers gleden voorbij.
wegglijden (ontglippen; uitschieten; wegglippen)	fortgleiten ; davongleiten	forgliti
🔗 Hij had het koud, zodat hij vermoedde dat zijn dekens weggegleden waren.