Dictionnaire néerlandais–français

Traduction française du mot néerlandais stoten

néerlandais → français
  
néerlandaisfrançais (traduit indirectement)espéranto
(binnendringen; doordríngen);
pénétrer
stoten op
zich stoten
(aanbotsen; geduwd worden)
;
heurter
puŝiĝi
🔗 Bij het aan land klauteren had hij zich gestoten aan een rotspunt.
(botsing; schok)
choc
choc
(hort; schok)
choc
(klap; schop; slag)
coup
(terugslaan)
répondre
;
rétorquer
rejeter par intolérance
elpuŝi
(slaken; uitbrengen; uitdrijven)
répandre
🔗 Dit duurde maar kort, want nu richtte de oude zich op en stiet een rauwe kreet uit.
(uitstoten)
rejeter par intolérance
elpuŝi
(verdringen; verduwen; wegdringen; wegduwen; afduwen)
repousser