English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word yardstick

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
yardstick	maatstok	mezurstango
yardstick (criterion)	maatstaf	kriterio
stick (adhere)	kleven ; vastkleven	algluiĝi
stick (baton; cane; staff)	stok	bastono
stick (glue; paste)	plakken	glui
stick	kleven ; plakken	gluiĝi
stick (bail; little stick)	stokje	bastoneto
stick (adhere)	zich vastklemmen	alteniĝi
stick (shank)	reep ; staafje	stangeto
stick (attach; be stranded)	bezinken ; zich vasthechten	fiksiĝi
stick (push along; shove; slide; stuff; thrust)	schuiven	ŝovi
stick (jab; pick; pierce; pique; prick; puncture; stab; sting; poke; goad; prickle)	steken	piki
stick (affix; appoint; attach; determine; fasten; fix; make fast; secure; set; belay; peg)	bevestigen ; vastmaken	fiksi
stick (cabbage; damper; dry old stick; dull dog; sober‐sides; wet; wet blanket)	dooie diender ; saaie piet	enuulo
yard (court; courtyard; patio)	erf ; plaats	korto
🔗 The yard, paved with rough stone, was empty except for him.
yard	yard	jardo
yard	ra	jardo

English	Dutch
yardstick	maatstaf; maatstok
stick	aanplakken; beklijven; besteken; bijblijven; blijven; blijven hangen; blijven kleven; blijven steken; blijven zitten; de keel doorsnijden; dooie diender; doorstéken; haperen; hark; houten klaas; joint; klemmen; kleven; kritiek; lippenstift; maatstokje; niet verder kunnen; opplakken; pijp; plakken; rijsje; saaie piet; samenplakken; staaf; staak; staf; steel; steken; stickie; stok; stokje; stoppen; vastkleven; vastplakken; vaststeken; vastzetten; vastzitten; wandelstok; zetten
yard	binnenplaats; erf; erve; plaats; plaatsje; ra; timmerwerf; yard