English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word worry

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(agitate; alarm; disturb; perturb; ruffle; trouble; unsettle; upset); ;
(be anxious; fret; become restive)
zich bezorgd maken
maltrankviliĝi
🔗 Why do you worry about colour so?
(vex; annoy; distress; aggravate; irk);
worry oneself
zich ergeren
ĉagreni sin
worried
(anxious)
; ; ;
worries
cerbumaĵoj
worries
zorgetoj
worries
;
zorgoj
(grave; alarming; disquieting; disturbing; perturbing; unsettling)
🔗 What started as a smattering of worrying economic data points has turned into a flood in recent weeks.
worrying
(disturbing; troublesome)
zorgiga

EnglishDutch
worry beslommering; bezorgdheid; getob; hoofdbreken; hoofdbrekens; kopzorg; mieren; muizenest; ongerustheid; ongerust zijn; piekeren; soesa; tobben; zich bezorgd maken; zich druk maken; zich kopzorgen maken; zich ongerust maken; zich te sappel maken; zich zorgen maken
worry about ongerust zijn over; tobben over; zich bezorgd maken over; zich druk maken om; zich druk maken over; zich kopzorgen maken over; zich ongerust maken over
worry about something ergens grijze haren van krijgen
worry oneself zich aftobben
worried tobberig
worrier piekeraar; tobber
worries muizenissen; soesa
worrying tobberij; zorgwekkend