English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word wise

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(sagacious; sage);
(prudent; reasonable; sensible; far‐sighted; judicious; sound)
🔗 Would it be wiser to wait?
unwise
(cavalier; impetuous; imprudent; reckless)
wisdom
wiseacre
(pedant)
(with wisdom; sagely);
saĝe
(intelligently; prudently; sensibly)
🔗 Wisely, Zelensʹkyj and his inner circle have remained mostly quiet about the incursions.

EnglishDutch
wise verstandig; vroed; wijs; wijze
a word to the wise is enough een goed verstaander heeft maar een half woord nodig
be wise to something iets in het snotje hebben
get wise to doorhebben
get wise to something iets in het snotje krijgen
nobody will be the wiser daar kraait geen haan naar
penny wise zuinig op nietigheden
penny wise and pound foolish zuinig op de verkeerde manier
nowise geenszins; op generlei wijze
stepwise trapsgewijs
unwise onverantwoord; onverstandig; onwijs
weather‐wise ingewijd; weerkundig
wisdom verstandigheid; wijsheid
wiseacre betweter; weetal; wijsneus
wisely verstandig
worldly‐wise wereldwijs