English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word upbraid

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
upbraid
(blame; rebuke; reproach; reprove; scold; reprimand; tell off; berate; reprehend; lecture)

EnglishDutch
upbraid betuttelen; een verwijt maken; verwijten; verwijten doen
upbraid somebody for something iemand iets verwijten
upbraid somebody with something iemand iets verwijten
upbraid with een verwijt maken van