English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word trailing

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(follow; come after; succeed; ensue)
(trace; spoor);
spuri
(tail)
sleep
(drag; pull; drag along)
treniĝi
(path; pathway; track)
🔗 The trail can’t be used!
trailing bittersweet
(bittersweet; woody nightshade; bittersweet nightshade; bitter nightshade; blue bindweed; climbing nightshade; fellenwort; felonwood; poisonflower; scarlet berry; trailing nightshade; violet bloom)
trailing lobelia
(edging lobelia; garden lobelia)
trailing nightshade
(bittersweet; woody nightshade; bittersweet nightshade; bitter nightshade; blue bindweed; climbing nightshade; fellenwort; felonwood; poisonflower; scarlet berry; trailing bittersweet; violet bloom)

EnglishDutch
trailing kruip‐; kruipend; sleep‐; slepend
trailing arbutus kruipende arbutus
trailing bittersweet bitterzoet; dolbessehout; elfrank; hoe‐langer‐hoe‐liever; klimmende nachtschade; kwalster
trailing edge achterrand
trailing lobelia tuinlobelia
trailing nightshade bitterzoet; dolbessehout; elfrank; hoe‐langer‐hoe‐liever; klimmende nachtschade; kwalster
trailing wheel achterwiel
trail achterliggen; achterstaan; kruipen; pad; sleep; slepen; sleuren; slier; slieren; sliert; spoor; staart; volgen