English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word trail

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(follow; come after; succeed; ensue)
(trace; spoor);
spuri
(tail)
sleep
(drag; pull; drag along)
treniĝi
(path; pathway; track)
🔗 The trail can’t be used!
be hot on somebody’s trail
(be at somebody’s heels; be close upon somebody’s heels; breathe somebody’s neck; run somebody a close second; run somebody close)
sekvi iun proksime
trail‐blazing
(pioneer)
pionira
;

EnglishDutch
trail achterliggen; achterstaan; kruipen; pad; sleep; slepen; sleuren; slier; slieren; sliert; spoor; staart; volgen
be hot on somebody’s trail iemand op de hielen zitten
draw a red herring across the trail van het spoor trachten af te brengen
follow the trail het spoor volgen
nature trail natuurpad
off the trail het spoor bijster
on the trail op het spoor
trail along zich voortslepen
trail away vervagen
trail behind achterliggen; achterstaan; naslepen
trail off vervagen
vapour trail condensstreep
trailbike crossmotor
trail‐blazing grensverleggend
trailer aanhanger; aanhangwagen; bijwagen; bodembedekkende plant; caravan; oplegger; slingerplant; stacaravan; trailer; volgwagen; voorfilm
trailing kruipend; kruip‐; sleep‐; slepend
trailnet sleepnet