English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word tendency

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
tendency
(predisposition; disposition; aptitude)
tendency
(inclination; bent; bias)
tendency
(disposal; inclination; penchant; weakness; bent; bias)
tendency
(bias; slant; thrust; trend; affection)
tend
(have a tendency; be inclined; be apt to)
tendentious
(biased; didactic)
tendentieus
tendenca

EnglishDutch
tendencyaanleg; inslag; neiging; strekking; tendens
a tendency toeen hang naar
a tendency towardseen hang naar
have a tendency toaanleg hebben voor
tendde neiging hebben om; gericht zijn; hoeden; oppassen; passen op; ten doel hebben; tenderen; verplegen; verzorgen; weiden; zorgen voor
tendentioustendentieus