English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word swindling

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
swindling
(swindle)
swindle
(defraud; bilk)
;
swindle
(cheat; defraud; fool)
mistifikaĉi
swindle
(swindling)
swindle
(deceit; duplicity; scam; bamboozle; shenanigan)
swindle
(rip‐off; shake‐down)
;
swindle
(cheat; do something crooked; defraud)
schurkachtig handelen
;

EnglishDutch
swindling afzetterij; flessentrekkerij; geknoei; gezwendel; oplichterij
swindle bedrog; belazeren; bezwendelen; flessen; flessentrekkerij; knoeien; nep; oplichten; oplichterij; zwendel; zwendelarij