English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word stick in one’s throat

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(adhere);
(baton; cane; staff)
(glue; paste)
;
gluiĝi
(little stick; bail)
stokje
(adhere)
alteniĝi
(shank);
staafje
(push along; shove; slide; stuff; thrust)
(pick; stab; sting; pierce; prick; puncture; pique; jab; poke; goad; prickle)
(affix; attach; determine; fasten; fix; make fast; secure; set; appoint; belay; peg);
(be stranded; attach);
zich vasthechten
(cabbage; damper; dry old stick; dull dog; sober‐sides; wet; wet blanket);
saaie piet
enuulo
;
🔗 He made a sound of disgust in his throat.

EnglishDutch
stick in one’s throat steken
stick aanplakken; beklijven; besteken; bijblijven; blijven; blijven hangen; blijven kleven; blijven steken; blijven zitten; de keel doorsnijden; dooie diender; doorstéken; haperen; hark; houten klaas; joint; klemmen; kleven; kritiek; lippenstift; maatstokje; niet verder kunnen; opplakken; pijp; plakken; rijsje; saaie piet; samenplakken; staaf; staak; staf; steel; steken; stickie; stok; stokje; stoppen; vastkleven; vastplakken; vaststeken; vastzetten; vastzitten; wandelstok; zetten
throat ingang; keel; monding; strot