English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word spray

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
spray
;
spraji
spray
(gush; spurt; spurt out; spout; sprinkle; gush out; shoot forth)
ŝpruci
spray
(squirt; splash; spout; sprinkle; spurt; inject)
; ;
ŝprucigi
spray
ŝpruceti
spray
(sprinkler; atomizer)
sproeier
spray
(gush; spurt)
;
vloeistofstraal
pepper spray

EnglishDutch
spray afspuiten; besproeien; bespuiten; boeketje; buiswater; flitspuit; nevel; rijsje; sproeien; sproeier; sproeimiddel; spuiten; stofregen; takje; vaporisator; vernevelen; verstuiven; verstuiver
deodorant spray deodorant in een spuitbus
hair spray haarlak
intimate spray intiemspray
mist spray nevelspuit
paint spray verfspuit
pepper spray pepperspray
spray on bespuiten; opspuiten
spray‐can spuitbus
sprayer sproeier; spuit; vaporisator; verstuiver
spray‐gun spuit; spuitpistool; verfspuit
spraying bespuiting