English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word splash

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
splash (lap; plash; beat; bicker)	plassen ; plonzen	plaŭdi
splash	plons	plaŭdo
splash (squirt; spout; spray; sprinkle; spurt; inject)	sproeien ; spuiten ; uitspuiten ; verstuiven	ŝprucigi
splash‐down	landing	surmariĝo

English	Dutch
splash	⇆ bemodderen; ⇆ bespatten; ⇆ doen spatten; ⇆ geklater; ⇆ geplas; ⇆ geplons; ⇆ klateren; ⇆ klets; ⇆ kletsen; ⇆ kwak; ⇆ met vette koppen drukken; ⇆ plassen; ⇆ plek; ⇆ plens; ⇆ plenzen; ⇆ ploeteren; ⇆ plompen; ⇆ plons; ⇆ plonzen; ⇆ spatten; ⇆ spetteren
make a splash	⇆ opzien baren
splash down	⇆ op het water landen
splash out	⇆ met geld smijten
splash out on	⇆ royaal geld uitgeven aan
splash‐board	⇆ spatbord
splash‐down	⇆ landing; ⇆ landing in zee
splasher	⇆ spatbord
splashing	⇆ geklater; ⇆ geklots; ⇆ geplas
splashy	⇆ modderig