English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word sick

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(ill; unwell; ailing);
🔗 She was sick.
(alien; disgusting; nauseous; sickening)
🔗 His stomach churned, and he swallowed hard to keep from being sick.
fall sick
(be taken ill; fall ill; take sick; get sick)
ziek worden
(be taken ill; fall ill; take sick; fall sick)
ziek worden
🔗 But Knull said she began to feel worse and Schwander got sick, too.
(be taken ill; fall ill; get sick; fall sick)
ziek worden
🔗 He came to tell me that you and your wives and all your children would take sick and die if anything happens to me.
aermalsana
sick‐bay
ziekenboeg
(nauseate); ;
🔗 I am sickened by what I heard today.
sickly
(ailing; unhealthy; weak)
sickness
(disease; illness)
sick‐nurse
(nurse; nursing‐sister)		;
ziekenverpleegster
;
ziekenzuster
;
sick‐pay
malsanpago
ziekenkamer
malsanula ĉambro
🔗 This is a sickroom, not a gathering hall.

EnglishDutch
sick⇆ beu; ⇆ bitter; ⇆ diep teleurgesteld; ⇆ gestoord; ⇆ het land hebbend; ⇆ krank; ⇆ kwaad; ⇆ luguber; ⇆ misselijk; ⇆ mottig; ⇆ onpasselijk; ⇆ spuugmisselijk; ⇆ wrang; ⇆ zeeziek; ⇆ ziek
be sick⇆ moeten overgeven; ⇆ overgeven
be sick and tired of⇆ kotsmisselijk zijn van; ⇆ schoon genoeg hebben van
be sick of⇆ balen van
be sick of a fever⇆ koorts hebben
be sick of something⇆ iets beu zijn; ⇆ iets spuugzat zijn; ⇆ van iets balen
be sick to death⇆ over zijn nek gaan
fall sick⇆ ziek worden
get sick⇆ ziek worden
mentally sick⇆ geestesziek
off sick⇆ met ziekteverlof
report sick⇆ zich ziek melden
ring in sick⇆ zich telefonisch ziek melden
sick about⇆ diep teleurgesteld over
sick at⇆ diep teleurgesteld over
sick at heart⇆ treurig; ⇆ verdrietig
sick headache⇆ migraine
sick him!⇆ pak hem!
sick of⇆ beu van
turn sick⇆ misselijk maken; ⇆ misselijk worden
worried sick⇆ doodongerust
airsick⇆ luchtziek
carsick⇆ wagenziek
heart‐sick⇆ hartzeer hebbend; ⇆ neerslachtig; ⇆ terneergedrukt
lovesick⇆ smoorverliefd
seasick⇆ zeeziek
sic⇆ sic
sick‐bay⇆ ziekenboeg; ⇆ ziekenverblijf
sick‐bed⇆ ziekbed
sicken⇆ beu worden; ⇆ degouteren; ⇆ misselijk worden; ⇆ ziek worden
sick‐fund⇆ ziekenfonds; ⇆ ziekenkas
sick‐leave⇆ ziekteverlof
sick‐list⇆ lijst van de zieken
sickly⇆ bleek; ⇆ flauw; ⇆ ongezond; ⇆ walgelijk; ⇆ walglijk; ⇆ wee; ⇆ ziekelijk
sickness⇆ misselijkheid; ⇆ onpasselijkheid; ⇆ ziekte
sick‐nurse⇆ pleegzuster
sick‐pay⇆ ziekengeld
sickroom⇆ ziekenkamer
trainsick⇆ wagenziek
travel‐sick⇆ reisziek; ⇆ wagenziek