English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word schedule
| English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
schedule (timetable) | ; | |
| (programme; declaration of policy; platform; statement of policy) | ||
🔗 The secretary to the president, George B. Cortelyou, feared an assassination attempt would take place during a visit to the Temple of Music, and twice took it off the schedule. | ||
| (plan; slate) | ||
🔗 Mrs. May is due to meet EU leaders in Brussels on Thursday at the previously scheduled summit. | ||
| English | Dutch |
|---|---|
| schedule | ⇆ dagindeling; ⇆ dienstregeling; ⇆ inroosteren; ⇆ inventaris; ⇆ inventariseren; ⇆ lijst; ⇆ op de lijst zetten; ⇆ opgaaf; ⇆ opgave; ⇆ opgeven; ⇆ plannen; ⇆ program; ⇆ rooster; ⇆ schema; ⇆ staat; ⇆ tabel; ⇆ vaststellen |
| according to schedule | ⇆ op de in de dienstregeling aangegeven tijd; ⇆ op het vastgestelde uur |
| ahead of schedule | ⇆ te vroeg; ⇆ voortijdig |
| behind schedule | ⇆ over tijd; ⇆ te laat |
| on schedule | ⇆ op tijd; ⇆ precies op tijd |
| scheduled | ⇆ gepland; ⇆ lijn‐; ⇆ volgens de dienstregeling |