English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word ratepayer

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
ratepayer
(taxpayer)
(ante up; pay up);
🔗 But he never paid his creditors a penny.
(salary; wage; wages; remuneration; stipend); ; ; ;
traktement
;
salajri
pagegi
(sou; halfpenny)
;
🔗 Have you paid him for it?
(pay for);
🔗 I’ll pay any price in my power if you help him.
🔗 If you do not like it, you need not pay.
(proportion; ratio)
(appraise; assay; assess; evaluate; judge; value)
(quantity; degree; amount); ; ;
rate
(frequency; prevalence)
veelvuldigheid
(tariff)
(per cent; percentage);

EnglishDutch
ratepayerbelastingbetaler; belastingplichtige
payaanzuiveren; besteden; betalen; betaling; betuigen; bezoldigen; bezoldiging; de moeite lonen; gage; honoreren; lonen; loon; opbrengen; renderen; salaris; salariëren; soldij; traktement; uitbetalen; uitkeren; vergelden; vergoeden; voldoen
rateaanslaan; behalen; belasten; bepalen; berekenen; berispen; cijfer; disconto; gang; gerekend worden; geschat worden; graad; klasse; koers; maatstaf; prijs; rang; rekenen; schatten; snelheid; stand; standaard; tarief; taxeren; tempo; uitschelden; uitveteren; vaart; verdienen; verhouding; waard zijn; waarderen