English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word public

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
; ;
🔗 The mayor of Kyiv, Vitalij Kličko, has told the BBC the Russian public will eventually realize their young soldiers are dying for nothing more than Russian president Vladimir Putin’s ambitions.
(state)
🔗 It will be paid from public funds.
(openly; publicly);
🔗 In public, Trump’s team remains insistent his path to victory is possible and even likely.
make public
(reveal)
public debt
(national debt)
;
public deficit
publika deficito
public house
(bar; pub)
🔗 Russia’s government can do that because public opinion is just not as important to the Putin regime as it would be in a Western democracy.
public prosecutor
(prosecutor; attorney general)
🔗 And in Buffalo, New York, public schools will be closed Friday due to the severe weather.
public transit
(mass transit; public transport; public transportation)
public transport
(mass transit; public transit; public transportation)
public transportation
(mass transit; public transit; public transport)
public utility
;
; ;
ruchtbaarheid
(proclamation; publication); ;
ruchtbaarmaking
publicize
(advance; put forward; highlight; call attention to; draw attention to)
attenderen op
;
attent maken op
;
naar voren brengen
;
publicize
; ;
(produce; bring out; elicit)
laten verschijnen
(write for the press)
🔗 That’s because nobody else had the nerve to publish them.
publish

EnglishDutch
publicalgemeen; gemeen; lands‐; openbaar; openlijk; overheids‐; publiek; rijks‐; staats‐; volks‐
at public expenseop kosten van de gemeenschap
go publicnaar de beurs gaan
in publicen plein public; in het openbaar; publiek; publiekelijk
in the public eyede algemene aandacht trekkend
Joe PublicJan Publiek
licensed public housecafé met vergunning
make it publicer publiciteit aan geven
make publicbekendheid geven aan; openbaar maken; publiceren; ruchbaar maken; ruchbaarheid geven aan; veropenbaren
make something publicopenbaarheid aan iets geven
notary publicnotaris
pubic revenuestaatsinkomsten
public apronschaamschort
public characterpubliek persoon
public convenienceopenbaar toilet; urinoir
public debtoverheidsschuld; staatsschuld
public deficitoverheidstekort
public enemystaatsvijand
public examinationstaatsexamen
public exchequerstaatskas
public favourvolksgunst
public figurepublieke figuur
public gallerypublieke tribune; verhoog
public healthvolksgezondheid
public housecafé; herberg; kroeg; tapperij
public housingsociale woningbouw
public inquiryhoorzitting
public institutionstaatsinstelling
public lawgemeen recht; het publiekrecht; het volkenrecht; publiekrecht; volkenrecht
public libraryopenbare leeszaal
public officeoverheidsambt; staatsambt
public officeroverheidspersoon
public opinionde openbare mening; de publieke opinie
public propertypubliek domein
public prosecutorOM; kamer van inbeschuldigstelling; officier van justitie; openbaar aanklager; openbaar ministerie; parket; procureur des konings
public pursestaatsruif
public relationsPR; voorlichting
public relations departmentPR‐afdeling; voorlichtingsdienst
public relations officerPR‐functionaris; perschef; voorlichter
public safetyopenbare veiligheid
public saleveiling; vendutie; verkoping
public school<particuliere opleidingsschool voor de universiteit>; middelbare school; openbare school; volksschool
public sectorcollectieve sector; openbare sector; publieke sector
public servantambtenaar; landsdienaar; staatsambtenaar
public servicerijksdienst
public speakingspreken in het openbaar
public spiritburgerzin
public transitopenbaar vervoer
public transportopenbaar vervoer
public transportationopenbaar vervoer
public treasuryschatkist; staatskas
public utilitynutsbedrijf; nutsvoorziening
public worksopenbare werken; regie
public worshiperedienst
theatre‐going publicschouwburgpubliek
the public at largede goegemeente; het grote publiek
the public causede gemene zaak
the public goodhet algemeen welzijn
the public pursede schatkist
wash one’s dirty linen in publicde vuile was buiten hangen
publicistjournalist; publicist; publiciteitsagent
publicityopenbaarheid; publiciteit; reclame; ruchbaarheid; ruchtbaarheid
publicizepubliciteit geven aan; reclame maken voor
public‐spiritedzeer begaan met het algemeen welzijn
publishafkondigen; bekendmaken; laten verschijnen; openbaar maken; publiceren; publiek maken; uitgeven