English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word predisposition
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
predisposition (tendency; disposition; aptitude) | ||
predisposition (diathesis; disposition) | ||
disposition (disposal) | ||
disposition (aptitude; talent) | ||
disposition (diathesis; predisposition) | ||
disposition (predisposition; tendency; aptitude) | ; wilsbeschikking |
English | Dutch |
---|---|
predisposition | ⇆ aanleg; ⇆ ontvankelijkheid; ⇆ predispositie; ⇆ vatbaarheid |
have a predisposition to | ⇆ aanleg hebben voor |
disposition | ⇆ aanleg; ⇆ aard; ⇆ beschikking; ⇆ dispositie; ⇆ geaardheid; ⇆ gemoedsgesteldheid; ⇆ geneigdheid; ⇆ gezindheid; ⇆ inborst; ⇆ ligging; ⇆ natuur; ⇆ neiging; ⇆ opstelling; ⇆ plaatsing; ⇆ rangschikking; ⇆ regeling; ⇆ schikking; ⇆ stemming; ⇆ wilsbeschikking |
predispose | ⇆ ontvankelijk maken; ⇆ predisponeren; ⇆ vatbaar maken; ⇆ vooraf beschikken |