English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word motor

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(engine)
motor accident
(car accident)
motor home
;
motor mechanic
(grease‐monkey)
(motor‐scooter; scooter)
motor spirit
(petrol; benzine)
;
motor traffic
aŭtomobila trafiko
motor tyre
(automobile tyre)
motor vehicle
;
motorbike
(motorcycle; bike)
;
motor‐boat
(motor‐launch)
motor‐bus
(bus; coach)
(car)
motorial
(locomotive)
mova
motoring
motorist
motorist
(driver)
motorway
(expressway; freeway; highway)
;

EnglishDutch
motor auto; autorijden; beweegkracht; beweger; bewegings‐; drijfkracht; in een auto rijden; met een auto rijden; motor‐; motor; motorisch
auxiliary motor hulpmotor
motor accident auto‐ongeluk
motor activity motoriek
motor bicycle motorfiets
motorcycle police motorpolitie
motor home camper; kampeerauto; kampeerwagen
motor insurance card motorrijtuigverzekeringsbewijs
motor launch motorbarkas; motorboot
motor maintenance motoronderhoud
motor mechanic automonteur
motor nerve motorische zenuw
motor power motorisch vermogen
motor road autoweg
motor scooter scooter
motor show autotentoonstelling
motor spirit benzine
motor trader autodealer; autohandelaar
motor traffic autoverkeer
motor tyre autoband
motor vehicle motorrijtuig; motorvoertuig
motor vessel motorschip
motor yacht motorjacht
outboard motor aanhangmotor
starting motor startmotor
electromotor elektromotor
motorbike moto; motor; motorfiets
motor‐boat motorboot
motor‐bus autobus; autocar; motorbus
motor‐car auto; automobiel
motorial motorisch
motoring automobilisme; autorijden; auto‐; motor‐
motorist automobilist; automobiliste; autorijder; autorijdster
motor‐lorry vrachtauto; vrachtwagen
motorman trambestuurder
motorship motorschip
motor‐truck vrachtauto; vrachtwagen
motorway autosnelweg; autoweg; expresweg; snelweg
motory aandrijvend; bewegend; bewegings‐
starter‐motor startmotor