English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word inform

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(report; acquaint; enlighten; notify; advise; apprise); ; ;
🔗 As to that I can’t inform you.
(let know; announce; apprise; convey; notify; advise; make known);
🔗 Inform lord Vader we have a prisoner.
informant
(source)
informant
(source)
zegsman
(info; notification); ;
🔗 What may I expect for the information?
informative
(informational)
informer
(accuser; dobber; leak; snitch; whistleblower)
;
informer
;

EnglishDutch
informberichten; inlichten; mededelen; meedelen; onderrichten; verwittigen; voorlichten
inform againstaanklagen
inform ofmelden; onderrichten van; op de hoogte stellen van
inform onaanbrengen
inform oneselfzijn licht opsteken
inform somebody ofiemand in kennis stellen van
inform somebody of somethingiemand iets mededelen; iemand van iets verwittigen
inform withbezielen met; doordringen van
informantaanbrenger; informant; zegsman
informationaangifte; aanklacht; bericht; informatie; inlichting; inlichtingen; kennis; kennisgeving; mededeling; onderrichting; verwittiging; voorlichting
informativeinformatief; leerzaam; voorlichtend
informedbeschaafd; goed ingelicht; goed op de hoogte; ontwikkeld; op de hoogte; welingelicht
informeraanbrenger; aanbrengster; aangever; aanklager; overbrenger; spion; tipgever
misinformvals inlichten; verkeerd inlichten