English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word impression

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
impression
(effect)
impression
(air; aura; impress)
;
impression
(circulation)
;
;
indruk maken op
🔗 Jubal was more amused than impressed.
indruk maken op
(impression; air; aura)
🔗 Everywhere it has left its impress.
impressionable
(impressible; sensitive)
impressionable
(sensitive; impressible)
impressionism
🔗 Well, private Baldrick is obviously some kind of an impressionist.

EnglishDutch
impression afdruk; druk; idee; imitatie; impressie; indruk; oplaag; oplage; stempel; uitdrukking
be under the impression that in de mening verkeren dat
general impression totaalindruk
give an impression of de indruk maken van
make an impression indruk maken
under the impression of in de veronderstelling dat; van de veronderstelling uitgaand dat
impress afdruk; afdrukken; afdruksel; beïndrukken; imponeren; indruk; indruk maken op; indrukken; inprenten; pressen; pressing; stempel; stempelen; treffen
impressionable aandoenlijk; gevoelig; vatbaar voor indrukken
impressionism impressionisme
impressionist imitator; impressionist; impressionistisch
reimpression nieuwe druk