English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word fish‐bait

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(enticement; inducement); ;
🔗 President Donald Trump keeps taking Nancy Pelosi’s bait.
(attract; decoy; lure; entice; induce; persuade; appeal to)
(carp at; haze; quibble; cavil at; badger; bicker); ;
het lastig maken
; ; ;
🔗 A lot of these fishing communities have been fishing for generations.
🔗 But fish aren’t the only victims of Australia’s extreme weather.

EnglishDutch
fish‐bait visaas
bait aanhitsen; aanleggen; aas; hapje; kwellen; laten pleisteren; lokaas; lokkertje; lokmiddel; lokspijs; op de kast jagen; sarren; valstrik; van aas voorzien; van lokaas voorzien; verversing; witvis
fish afvissen; bevissen; fiche; opvissen; vis; vissen