English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word effort

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
effort (attempt; endeavour; exertion; working)	poging	klopodo
effort (attempt; trouble; endeavour; bid; fag)	moeite	peno
effort	inspanning	strebo
effort (exertion)	krachtsinspanning	fortostreĉo
effortless	moeiteloos	senpena

English	Dutch
effort	⇆ inspanning; ⇆ inzet; ⇆ krachtsinspanning; ⇆ poging; ⇆ prestatie
make an effort	⇆ een poging doen; ⇆ zich geweld aandoen
make every effort to	⇆ er alles aan doen om
make the effort	⇆ je best doen
mediatory effort	⇆ bemiddelingspoging
mental effort	⇆ hoofdwerk
spare neither effort nor expense	⇆ kosten noch moeite sparen
through the efforts of	⇆ door de bemoeienis van; ⇆ door de bemoeiing van
using every effort	⇆ met inspanning van alle krachten
war effort	⇆ oorlogsinspanning
with united efforts	⇆ met vereende krachten
worth the effort	⇆ de moeite waard
effortless	⇆ moeiteloos; ⇆ ongedwongen