English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word consolidation
| English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
consolidation | ||
consolidate (affix; fasten; fix; secure; clinch; firm) | ; | |
consolidate | solidigi |
| English | Dutch |
|---|---|
| consolidation | ⇆ bevestiging; ⇆ consolidatie; ⇆ stabilisatie; ⇆ vastwording; ⇆ vereniging; ⇆ versterking |
| consolidate | ⇆ bevestigen; ⇆ consolideren; ⇆ hechter maken; ⇆ hechter worden; ⇆ samenvoegen; ⇆ stabiliseren; ⇆ vast maken; ⇆ vast worden; ⇆ verenigen; ⇆ versterken; ⇆ verstevigen; ⇆ zich aaneensluiten; ⇆ zich verenigen |