English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word chicken

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
🔗 I don’t buy chicken any more.
(chick)
🔗 The research team is now working to track how chickens, which are native to Southeast Asia, came to Britain.
malkuraĝulaĉo
(coop; henyard)
🔗 Prosecutors believe the toxic insecticide was used to control blood lice, a common pest found in hens living inside chicken coops.
hen and chickens
(spider plant; airplane plant; spider ivy; ribbon plant)
chickenberry
(eastern teaberry; checkerberry; boxberry; American wintergreen; deerberry)
chicken‐breast
koka brusto
chicken‐pox
waterpokken
chickenwort
(chickweed; common chickweed)
vogelmuur
koketo

EnglishDutch
chicken hoentje; kieken; kip; kuiken; lafaard; schijterd
boiler chicken soepkip
chicken breeding hoenderteelt
chicken broth kippesoep
chicken coop kippenhok
chicken egg kippeëi
chicken liver kippelever
chicken out ertussenuit knijpen
chicken satay kipsaté
chicken wire kippegaas
count one’s chickens before they are hatched de huid van de beer verkopen voor men hem geschoten heeft
don’t count your chickens before they get hatched men moet niet de huid verkopen voordat men de beer geschoten heeft
have one’s chickens come home to roost zijn trekken thuis krijgen; zijn trekken thuiskrijgen
hen and chickens sprietenplant
his chickens have come home to roost boontje komt om z’n loontje
no chicken niet zo jong meer
run round like a headless chicken rondrennen als een kip zonder kop
rush round like a headless chicken rondrennen als een kip zonder kop
chickenberry bergthee
chicken‐breast kipfilet; kippeborst
chicken‐farming hoenderteelt
chicken‐feed kleingeld; witvis
chicken‐hearted blohartig; laf; lafhartig; schijterig
chicken‐pox waterpokken; wijnpokken; windpokken
chicken‐run kippenloop; ren
chickenwort vogelmuur
chicken‐yard hoenderhof
chickling kippetje
spring‐chicken piepkuiken