English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word authorize

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
authorize
(empower; entitle; warrant; mandate)
;
authorize
(license)
een vergunning geven
licenci
authorize
(approve; countenance; endorse; sanction; greenlight)
;
authorize
(entrust; assign; charge; instruct; appoint; commission)
opdracht geven
; ;
authorized
(able; qualified)
kvalifikita

EnglishDutch
authorize autoriseren; bekrachtigen; fiatteren; machtigen; wettigen
authorized bevoegd; gerechtigd