English–Afrikaans dictionary

Afrikaans translation of the English word act

English → Afrikaans
  
EnglishAfrikaans (translated indirectly)Esperanto
(take action; move; perform)
🔗 My office acted properly in every aspect of the investigation.
(be effective; have effect; impact; impinge; work; avail; be efficacious; exert; have an effect; produce an effect)
(deed; bill)
(function; operate; run; work; perform)
(serve; attend);
(do)
🔗 Act as adults for once, and accept facts.
act for
(represent; stand for)
act of God
counteract
(neutralize; secure)
enact
(play)
(respond)

EnglishAfrikaans
act akte; bedryf; daad; doen; fungeer; gedra; handel; handeling; ingryp; maak; optree; opvoer; speel; te werk gaan; toneelspeel; verhandeling; wet
act a lie kul sonder om iets te sê
act a part ’n rol speel
act as optree as
act of charity liefdadigheid
act of favour gunsbewys
act of God Gods wil; force majeure; natuurramp; oormag
act of grace amnestie; genadebewys
act of indemnity skadeloosstellingswet; vrywaringswet
act of parliament parlementswet
act of settlement wet op die troonsopvolging
act of state daad van staatsbeskerming
acts inter vivos handeling onder lewendes
caught in the act op heter daad betrap
coinage act muntwet
disablement act invaliditeitswet
draught act wetsontwerp
education act onderwyswet
emergency act noodwet
enabling act magtigingswet
expropriation act onteieningswet
extradition act uitleweringswet
factory act fabriekswet
indemnity act vrywaringswet
labour act arbeidswet
pensions’ act pensioenwet
succession act suksessiewet
superannuation act pensioenwet
surprise in the act op heter daad betrap
take in the act op heter daad betrap
wrongful act onregmatige daad
acting agerend; diensdoend; fungerend; fungering; handelend; onopreg; onopregtheid; plaasvervangend; spel; toneelspel; vals; valsheid; voordrag; waarnemend; werkend
counteract neutraliseer; opweeg teen; opweë teen; teenwerk; verydel
enact afspeel; bekragtig; speel; uitvaardig; vasstel; verorden; verordineer; vertoon
interact op mekaar inwerk; op mekaar reageer; pouse; tussenbedryf; tussenspel
out‐act beter speel as; oortref
re‐act weer opvoer; weer speel
react reageer; terugwerk
retroact terugwerk
transact behartig; onderhandel; verhandel; verrig