Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word zwemmen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
🔗 Kan hij zwemmen? | ||
🔗 Iedereen bleek aan het zwemmen te zijn. | ||
🔗 Simon stond op, wachtte tot zij weer zou verschijnen en naar de boot zou terugzwemmen. | ||
🔗 De boot bevond zich ongeveer vijfentwintig meter van de kust af en de Saint was een goed zwemmer. |
Dutch | English |
---|---|
zwemmen | ⇆ natation; ⇆ swim; ⇆ swimming |
zwemmen in het geld | ⇆ be rolling in money |
afzwemmen | ⇆ swim; ⇆ pass the final swimming test; ⇆ swim down |
kunstzwemmen | ⇆ synchronized swimming |
omzwemmen | ⇆ swim about |
overzwemmen | ⇆ swim; ⇆ swim across |
rugzwemmen | ⇆ swim backstroke |
schoonzwemmen | ⇆ synchronized swimming |
synchroonzwemmen | ⇆ synchronized swimming |
terugzwemmen | ⇆ swim back |
wegzwemmen | ⇆ swim away |
zwemleraar | ⇆ swimming instructor; ⇆ swimming‐teacher |
zwemmer | ⇆ swimmer |