Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word zat

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
zat
;
drunken
;
intoxicated
zat
(verzadigd)
;
replete
;
satisfied
(stomdronken; straalbezopen)
boozy
;
dead drunk
;
sottish
;
sozzled
(drankzuchtige; zuiper; zuiplap; zuipschuit);
🔗 Ik weet niet wat ik hen misdaan tegen de goden, maar ze hebben me een zatlap van een zoon en een dom wicht van een slavin gegeven.
(dronkaard; dronkeman);
🔗 Zit er brandstof in de tank?
(poseren)
pass oneself off
; ;
pozi
🔗 José zat ook naar hem te kijken.

DutchEnglish
zatsatiated
zat vansatiated with
apezatdead drunk
ladderzatsmashed; legless; roaring drunk; zonked; plastered; loaded
zittenbe inside; do; sit; be seated; set; do time