Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word vooruitbetaling

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
vooruitbetaling
(storting; uitbetaling; betalen)
(storting; uitbetaling)
payment
(naar voren; voorover; voort; voorwaarts); ; ;
onward
🔗 Langzaam kropen wij vooruit.
away we go
;
let’s start
;
let’s go
;
ek
(van tevoren)
beforehand
🔗 Zoiets kon je nooit vooruit zeggen.
;
pay in advance
🔗 Ik heb niet vooruitbetaald.

DutchEnglish
vooruitbetaling anticipation; cash with order; payment in advance; prepayment
bij vooruitbetaling te voldoen payable in advance
betaling pay; payment
vooruit ahead; before; beforehand; fore; forward; forwards; in advance; in advance of; in anticipation; onward; onwards; up‐front
vooruitbetalen prepay; pay in advance