Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word vishaak
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(angel; haak) | ; fish‐hook | |
🔗 Een vishaak had zijn duim min of meer doorboord. | ||
(haakje) | ||
🔗 Er werden haken gegooid en ladders tegen de muren gezet. | ||
🔗 Na het telefoongesprek legde secretaris Steenbreek met bevende vingers de hoorn terug op de haak. | ||
(angel; vishaak) | ||
🔗 De vis zat aan de haak en was opgehaald. | ||
🔗 Ook voor de meeste vissen is de lente het voortplantingsseizoen. | ||
🔗 Als het op vis aankomt, zijn we hier op ons best! |
Dutch | English |
---|---|
vishaak | angle; fish‐hook; hook |
haak | barb; brace; bracket; catch; chape; clasp; claw; cleek; clip; cradle; gaff; hanger; hitch; hook; peg; rest; picklock; square |
vis | fish |