Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word uitzwavelen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(op; van; vanuit) | ; | |
🔗 Hij liep snel het hotel uit. | ||
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens) | ; ; ; | |
🔗 Dat deed hij uit berekening. | ||
(over; voort; weg; verwijderd) | ; | |
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit. | ||
; | ||
🔗 De lampen waren uit. |
Dutch | English |
---|---|
uitzwavelen | fumigate |
uit | done; for; forth; off; out; out of; over; through; in a spirit of; from; from among; in |
zwavelen | sulphurate; sulphurize |