Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word uitbetaling

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(betaling; storting)
(betaling; storting)
payment
🔗 Het is vooralsnog „onaanvaardbaar” dat Laurentius de uitbetaling moet hervatten, oordeelde de rechter woensdag.
(betalen)
🔗 „O,” zei de man die het eerst gesproken had, „ze vinden vast wel een smoesje om ons dat geld niet uit te hoeven betalen, ook al nemen we de schurk gevangen.

DutchEnglish
uitbetaling disbursal; disbursement; payment
uitbetalen disburse; hand over; pay; pay out; pay down