Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word tweespan

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
span
(duo; paar; stel; tweetal)
;
span
(spanne)
🔗 De voerman dreef zijn span met veel geschreeuw door de massa mensen maar bleef halverwege steken in een haag van nieuwsgierigen.
🔗 Twee volle uren hielden zij vol.

DutchEnglish
tweespan two‐horse team; twosome
span couple; pair; span; team; yoke; set
twee deuce; two; twain