Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word stomheid

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(domheid; stupiditeit)
stupidity
;
mute
;
speechless
🔗 Geld dat stom is, maakt recht wat krom is, moet hij hebben gedacht en daar ging de cheque dan.
sensona
(bot; dom; stupide); ;
🔗 Wat zijn ze toch stom.

DutchEnglish
stomheid denseness; density; dumbness; muteness; stupidity
iemand met stomheid slaan strike somebody dumb
met stomheid geslagen pole‐axed; struck dumb
stom beetle‐headed; blockish; boneheaded; chuckle‐headed; dense; dimwitted; dumb; foolish; mute; stupid; wordless; speechless; sappy; silent; thick‐witted; tongue‐tied; dull; mutely; stupidly