Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word spugen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(spuwen);
🔗 Ook heb ik dikwijls mijn neus opgehaald, gespuugd en gerocheld.
(spuwen)
(braken; overgeven; vomeren)
spuug
(spog)
spittle
(uitspuwen)
🔗 Mogget spuugde de woorden bijna uit.

DutchEnglish
spugenexpectorate; spit; vomit
spugen opspit on; spit upon
spuugspit; spittle; saliva
spuuglelijkghastly; ugly as sin; monstrous
spuugmisselijkqueasy; sick; disgusted
uitspugenspit out