Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word schrikken

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(verjagen)
deter
;
discourage
; ;
fortimigi
🔗 De markies echter liet zich hierdoor niet afschrikken.
startled
ektimigita
startled
ektiminta
🔗 De geschrokken fotograaf luisterde echter niet naar hem.
startled
teruriĝinta
(ontzet)
startled
;
terurita
🔗 Toen sprong Tom Poes haast wel een meter de lucht in van den schrik, want daar voor hem, vlak bij de deur, zweefde de jas van heer Bommel door de lucht en een eindje daarboven zijn pijp.
(ontzetting);
🔗 De schrik sloeg mij om het hart!
(angst aanjagen; bang maken); ;
🔗 De aanblik van het verwaarloosde gebouw verschrikte ook hem, en hij was blij dat hij de trouwe bediende bij de stoep aantrof.
(doen schrikken)
frighten
;
terrify
;
teruri

DutchEnglish
schrikken appal; be frightened; be scared; give a start; start; surge
iemand doen schrikken made somebody jump; give somebody a fright; frighten somebody; startle somebody
schrikken van start at; be startled by
wakker schrikken start from one’s sleep
wakker schrikken uit be started out of
zich de pokken schrikken scare one’s wits out
zich lam schrikken be frightened to death; be startled to death
afschrikken daunt; deter; discourage; dissuade; frighten away; frighten off; scare
opschrikken start; start up; be startled
schrik affright; alarm; fright; horror; terror; scare; shock
schrikdraad electric fence; electric wire fence
terugschrikken shy; start back; recoil
verschrikken affright; appal; frighten; terrify; scare; be scared; be frightened