Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word reisagent

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
🔗 Honderden agenten zochten in mijn opdracht het hele Verre Oosten af en ten slotte kwam het boek tevoorschijn.
(diender; politieagent; politieman; smeris)
policeman
; ;
🔗 „Leven jullie nog?” riep een van de agenten.
reis
(tocht; toer; trip); ;
🔗 Ik hoop dat u een prettige reis hebt gehad.
(keer; maal)
🔗 Na elkaar herhaalde reizen gezondheid te hebben toegewenst en onder belofte van briefwisseling, namen wij afscheid.

DutchEnglish
reisagent travel agent
agent agent; canvasser; factor; intermediary; officer; representative; policeman; constable; cop
reis bout; journey; progress; travel; trip; voyage; run; tour; travelling; time