Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word prijsgeven
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(opgeven) | ||
🔗 Wij kunnen geen oordeel vellen over feiten die u niet aan de openbaarheid prijsgeeft. | ||
aan de vergetelheid prijsgeven | consign to oblivion | meti en forgeson |
; ; ; ; impart ; ; | ||
🔗 Gij gaaft het al. | ||
(aangeven; verlenen; uitbrengen) | ||
🔗 Geef me vijf minuten. | ||
🔗 Hoeveel geef je voor deze jas? | ||
(toebrengen) | ||
🔗 Waar kan ik een feest geven? | ||
(opbrengen; bieden) | ; | |
🔗 De hemel geve dat het zo is. | ||
(opleveren) | ||
🔗 Het gras op de weide verdorde en de koe gaf geen melk. | ||
🔗 De meeste prikken kunnen de eerste 2 dagen koorts geven. | ||
(schenken) | ||
🔗 Hadden ze hem de taak gegeven ons te vertellen wanneer we zouden vertrekken? | ||
(premie) | ; premium ; | |
🔗 Er staat een prijs op mijn hoofd. | ||
🔗 Welke prijs biedt de koningin? | ||
🔗 Want, zeggen ze, als we ons nu niet goed voorbereiden dan denken de Russen dat we zwak zijn en betalen we later de prijs. |
Dutch | English |
---|---|
prijsgeven | abandon; abandonment; commit; commitment; committal; divulge; give up; jettison; relinquish; surrender; yield; yield up |
aan de vergetelheid prijsgeven | consign to limbo; consign to oblivion; relegate to oblivion |
prijsgeven aan | abandon to; commit to |
geven | afford; allow; bestow; catch; convey; deal; deliver; emit; fetch; give; give forth; give out; giving; hit; impart; mete out; pass; present; put; put on; render; return; spare; yield; run; take; make a present of; present with; produce; hand; volunteer |
prijs | award; capture; cost; jackpot; premium; price; prize; rate; value; stakes; price tag |