Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word plicht

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(verplichting);
obligation
🔗 Ik doe slechts mijn plicht, anders niet!
(militaire dienst)
military service
🔗 Kort daarna verdween de dienstplicht.
(dwingen; noodzaken; nopen); ;
🔗 Ik kan je niet verplichten om het te doen, maar ik zou hem toch maar loslaten!

DutchEnglish
plicht duty; obligation; onus; part
huiselijke plichten household duties
volgens zijn plicht handelen act up to one’s duty
zijn plicht doen bear one’s part; do one’s bit; do one’s duty; do one’s part; play one’s part
burgerplicht civic duty
dienstplicht compulsory military service; compulsory service; conscription; draught; national service
huwelijksplicht conjugal duty
identificatieplicht requirement to carry identification
kiesplicht compulsory voting
leenplicht feudal duty
leerplicht compulsory education; obligatory education
leerplichtig liable to compulsory education
opkomstplicht compulsory attendance
paasplicht Easter duties
plichtbesef sense of duty
plichtmatig perfunctorily; perfunctory; dutiful; dutifully
plichtsbesef sense of duty
plichtsbetrachting devotion to duty
plichtsgetrouw dutiful
plichtsgevoel sense of duty
plichtshalve from a sense of duty; dutifully
plichtsverzuim delinquency; dereliction of duty; neglect of duty
plichtvergeten forgetful of one’s duty; undutiful
plichtverzuim neglect of duty; dereliction of duty; delinquency
schatplichtig contributary; tributary
schoolplicht compulsory school attendance
stemplicht compulsory voting
tolplichtig subject to toll
vaderplicht paternal duty; duty as a father
verplichten bind; obligate; oblige; compel; force
verzekeringsplichtig obliged to insurance
visumplicht visa requirement