Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word onmacht
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(bezwijming; flauwte) | swoon | |
(potentie) | ; | |
🔗 Aan deze verzetsdaad kende Rost, die vertrouwde op de macht van het geschreven woord, grote waarde toe. | ||
(vermogen; kracht) | ||
🔗 Hij heeft grote macht! | ||
🔗 God heeft macht over het weer. | ||
(mogendheid; gezag) | ||
🔗 Zo’n politieagent heeft gewoon te veel macht! | ||
🔗 Wat is 6 tot de zevende macht gedeeld door 6 tot de derde macht? | ||
🔗 Sabriël dacht aan wat ze in Het Boek van de Doden had gelezen en sprak enkele woorden van macht. |
Dutch | English |
---|---|
onmacht | fainting fit; impotence; impotency; impuissance; inability; swoon |
in onmacht vallen | faint; faint away; swoon |
macht | authority; control; faculty; force; grasp; grip; might; muscle; potency; power; powerfulness; puissance; strength; sway; forces |