Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word onbeschaamd
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(brutaal; driest; schaamteloos) | brazen ; impudent ; unabashed | |
🔗 Maar zíjn gedrag was onbeschaamd! | ||
shamefully | honte | |
🔗 De vreemdeling keek enigszins beschaamd. | ||
(schaamteloosheid) | ||
🔗 De onbeschaamdheid van heer Cizante is verbazend. | ||
(brutaliteit) | impertinence | |
🔗 Ywain was duidelijk woedend om die onbeschaamdheid, maar ze hield haar mond. |
Dutch | English |
---|---|
onbeschaamd | audacious; barefaced; bold; bold‐faced; brassy; brazen; brazen‐faced; cheeky; graceless; impertinent; impudent; impudently; insolent; insolently; unabashed; unashamed; uppish |
onbeschaamde leugen | barefaced lie |
beschaamd | ashamed; confounded; red‐faced; shamefaced; abashed; bashful; shamefacedly |
onbeschaamdheid | assurance; brass; brazenness; effrontery; face; hardihood; impertinence; impertinency; impudence; insolence; neck; front |