Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word naamcijfer

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
cipher
; ; ;
numeral
🔗 Bestaat dat nummer uit negen cijfers of minder?
; ;
🔗 Hebt u hun namen gehoord?
(faam; reputatie; roep)
reputation
🔗 Dat geeft me een slechte naam.
(benaming)
🔗 „De bevrijding van Artëmovsk gaat door”, zei hij, waarbij hij de naam uit het Sovjettijdperk voor Bachmut gebruikte.

DutchEnglish
naamcijfercipher; monogram
cijfercipher; digit; figure; grade; mark; numeral; rate
naamappellation; appellative; denomination; designation; fame; moniker; name; reputation; repute