Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word naamboek
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
🔗 De verhalen zijn verteld, het boek kan gesloten worden. | ||
🔗 Op tafel lag een geopend boek, het perkament geel van ouderdom. | ||
🔗 Nou en daar worden dan boeken over geschreven. | ||
; ; | ||
🔗 Hebt u hun namen gehoord? | ||
(faam; reputatie; roep) | reputation | |
🔗 Dat geeft me een slechte naam. | ||
(benaming) | ||
🔗 „De bevrijding van Artëmovsk gaat door”, zei hij, waarbij hij de naam uit het Sovjettijdperk voor Bachmut gebruikte. |
Dutch | English |
---|---|
naamboek | visitors’ book |
boek | book; quire |
naam | appellation; appellative; denomination; designation; fame; moniker; name; reputation; repute |